Misschien is dit verzoek ook al in uw mailbox beland: deel een gedicht of bespiegeling waar je een goede herinnering aan hebt, om elkaar zo te bemoedigen in deze tijd. Meestal doe ik niet mee aan dit soort acties, maar deze keer ging ik op zoek. Ik zocht een gedicht van Bertus Aafjes. In die zoektocht ontdekte ik nog een ander gedicht van hem, ‘Palmpasen’. En dat was natuurlijk te mooi om nu te laten liggen.
Palmpasen
Het is Palmpasen en ik zie de bomen,
de palmen weer met kinderogen aan:
hun blaadren die als vogelveren stromen
en in de top der stam gestoken staan.
En alles is bereid Hem te ontvangen,
en de verwachting vlamt op elk gelaat:
de kreupelen die aan hun krukken hangen,
de honden en de blinden van de straat.
Er draaft een ezeltje met rechte oren
als aan de witte klasmuur van mijn jeugd;
al heeft het Jezus van zijn rug verloren,
Ik zie Hem in mijn kinderlijke vreugd,
en zachtjens juicht het kind in mij verblijd:
Hosannah die de Zoon van David zijt.
Aafjes beschrijft in dit gedicht hoe hij het feest van Palmpasen als een kind herbeleeft, met de ogen van een kind, met het geloof van een kind. Eigenlijk is Palmpasen ook een soort Paasfeest voor kinderen, verbonden met blije kindergezichten die met hun mooi versierde stokken in een vrolijke stoet door de kerk gaan. Bij dit feest hoort het optimistische verhaal van Jezus die op een ezeltje rijdt en samen met zijn leerlingen door een juichende haag van mensen de stad Jeruzalem wordt binnengehaald. Een rode loper van jassen en mantels ligt op de weg. Mensen en kinderen zwaaien met palmtakken. Er is geen vuiltje aan de lucht. Maar als je volwassen wordt, ontdek je de wrange ondertoon van dit verhaal. Ja, Jezus wordt als de nieuwe koning David Jeruzalem binnengehaald. Ja, hij wordt gezien als redder en bevrijder. Maar de mensen die het in Jeruzalem voor het zeggen hebben, zijn hem niet gunstig gezind. En we weten hoe het met Jezus afloopt in die stad. Daar word je niet vrolijk van. De toon van dit gedicht van Aafjes trof mij, de manier waarop hij de herinnering aan zijn geloof als kind neerzet. De Bijbelse platen uit zijn schooltijd die hij nog zo voor zich ziet, het opgewonden gevoel van verwachting dat hij deelt met de mensen voor wie alles verloren lijkt. Juist zij hebben al hun hoop op Jezus gesteld. En dan dat dravende ezeltje met zijn rechte oren. Je zou hem willen aaien, tussen zijn oren willen kroelen. Is Jezus van de rug van de ezel gegleden doordat de ontdekking van het vervolg van het evangelie te wrang was voor de volwassen Aafjes? Ik weet het niet. Toch lijkt Aafjes in dit gedicht juist in dat naïeve, kinderlijke geloof zijn blijdschap en vertrouwen te vinden, al is het maar voor even. Ook wij zullen het feest zondag vieren, het feest van de intocht van Jezus in Jeruzalem. ‘Hosannah die de Zoon van David zijt.’ En laten we op deze Palmzondag, die zo anders is dan normaal, ook terugdenken aan onze mooiste ‘Palmpaasherinnering’, en er even vrolijkheid en vertrouwen aan ontlenen. Want de vreugde en de blijdschap van ons geloof is en blijft onmisbaar, hoe oud we ook zijn.
Mirjam Buitenwerf