Sinds een eeuwigheid naar mijn gevoel zit ik weer eens in een bus. Liever zou ik lopen, maar er staat een ijzige wind en om dan ook nog met een bloesemtak in flapperend cellofaan door de stad te lopen… Nee, geen zin in. De chauffeur rijdt langzaam, blijft ook op sommige haltes lang stil staan. We zijn met zijn drieën, keurig op gepaste afstand van elkaar.
In de Breestraat rijden we langs Trianon. Dicht. Ik ga een of twee keer per maand met een vriendin naar de bioscoop. Kan nu voorlopig niet. Er hangt een affiche van de nieuwe James Bondfilm die vertoond zou worden. “No time to die” een wat dubbelzinnige titel. Geen tijd om te sterven. Geen tijd of geen tijdstip?! Wanneer is het het juiste tijdstip om te sterven? Het is een vraag die op het moment erg actueel is, hoewel je die vraag altijd kunt stellen. Sommige mensen geven als antwoord: wanneer het leven voltooid is. Maar ze vertellen er niet bij wanneer dat dan wel zou zijn. Als je voor de IC geweigerd wordt, omdat je te oud bent. Wanneer je niet meer productief bent misschien? Wanneer? Niemand die het antwoord weet. Er is eigenlijk alleen een gelovige reactie mogelijk, denk ik.
Bij het station staan we een tijdje naast de bus naar Katwijk. De chauffeur daarvan neemt de gelegenheid te baat om zijn gebedskleedje uit te rollen, zijn schoenen houdt hij aan, zie ik. Maar hij bidt, ogen dicht om zich niet te laten afleiden. “God is God!” zo begint zijn geloofsbelijdenis. Ik wil wel mijn hand naar hem opsteken als hij klaar is, maar voor die tijd rijdt mijn bus al verder. Hij legt zijn leven in Gods handen, laat aan Hem over wat er met hem zal gebeuren.
Fatalisme? Soms is zulk zogenaamd fatalisme wel goed. Het spaart veel gepieker uit over het hoe en waarom van dat wat ons overkomt. “Doe mijn tranen in uw kruik, ze staan toch in uw boek?” (Ps. 51:9b). Hij kent ons, weet van al onze angsten en zorgen. Hij heeft ons lief. De dag zal echt komen, dat Hij alle tranen zal afvegen. Misschien al hier op deze aarde, in dit leven. Dat hopen we, dat bidden we elke keer weer als we vragen om de komst van zijn Koninkrijk. Dat dat komen zal, dat onze ogen het zullen zien, daar houden we ons aan vast in deze moeilijke en droevige dagen. Geen mens gaat verloren bij Hem. Hij laat nooit varen het werk van zijn handen.
Willy Hoogendoorn
eerdere columns
18 maart
14 maart