Zondag 22 januari is er een viering in gewone taal. Alleen al het feit dat we een bijbel in gewone taal hebben geeft aan dat er iets aan de hand is met de taal die we in de kerk als gelovigen spreken. Kennelijk is die taal ongewoon. Als de viering begint met ‘Onze hulp is in de naam van de HEER’ wat denkt een niet ingewijde dan? Gaat het in de kerk on hulp, waarbij is die hulp dan nodig, waarom niet gewoon direct hulp van de HEER maar in de naam van de HEER, is er iemand anders die die hulp geeft en waarom eigenlijk HEER en niet gewoon God of is dat hetzelfde? De woorden die we spreken leveren niet alleen verwarring op voor niet ingewijden, ze zijn vaak ook net zo goed verwarrend voor gelovigen. Wat is er aan de hand met onze geloofstaal?

Er zijn woorden die uit de tijd zijn, die in de alledaagse taal zelden of niet meer gebruikt worden en daarom niet begrepen worden. Denk aan woorden als kribbe, zalig, ontferming, goedertieren en barmhartig. Die woorden kunnen we makkelijk vervangen de kribbe wordt een voederbak en zalig wordt gelukkig. Moeilijker wordt het met ‘besmette woorden’. Dat zijn woorden die de last dragen van de betekenis die ze in het verleden hadden, maar die niet meer aansluit bij onze tijd, bij ons wereldbeeld, bij onze huidige kennis. Om er een paar te noemen: god, geloof, hel, hemel, schepping, engel, zonde, almachtig, alziend en alle andere al-woorden. Het zijn woorden die hun gemeenschappelijke betekenis hebben verloren. Die woorden kunnen daarmee ook een barrière opwerpen. Neem het woord God.

Fokke Obbema, journalist bij de Volkskrant, gaat na een hartstilstand en gelukte reanimatie op zoek naar de zin van het leven. Die zoektocht leidt tot waardering voor religie maar wat hem weerhoudt van de kerk is dat hij uiteindelijk niet kan geloven dat er een opperwezen bestaat dat iets te maken heeft met zijn hartstilstand en zijn geslaagde reanimatie. Veel gelovigen zullen hem dat moeiteloos nazeggen.

Dit voorbeeld maakt duidelijk wat er aan de hand is met ‘besmette woorden’. Het is niet genoeg om die zomaar te vervangen door een eigentijds woord als dat al zou bestaan. Sommige van die woorden kunnen we wellicht gewoon afschaffen, niet meer gebruiken en in het museum van de kerk zetten. En is het niet zo dat we al heel wat van die woorden niet meer gebruiken? Hoe lang geleden is het dat in onze vieringen woorden als predestinatie, voorzienigheid, erfzonde hoorden? Maar wat doen we met de ‘besmette woorden’ die we niet kunnen missen?

De viering in gewone taal is bedoeld om ons bewust te maken van de woorden die we gebruiken en dat het ertoe doet welke woorden we gebruiken. In het gesprek na de viering willen we hierover nadenken met elkaar: hoe heb je het taalgebruik in de viering ervaren, is het goed om ouderwetse woorden te vervangen door eigentijdse woorden, wat zijn ‘besmette woorden’ die we kunnen afschaffen, wat doen we met ‘besmette woorden’ die onmisbaar zijn?
Werkgroep Gesprek op Zondag.