Het zijn stuk voor stuk veelbetekenende namen: Mariatranen, Salomonszegel, Judaspenning, Sint Janskruid, Genadekruid, Jacobsladder, Hemelsleutel en Kerstroos… Onze kerktuin staat er vol mee. Het zijn allemaal planten met namen die in de bijbel voorkomen of waaraan soms prachtige Bijbelse legenden zijn verbonden. Deze planten, struiken en bomen zijn niet toevallig in onze kerktuin terechtgekomen. Hun aanwezigheid, aan de parkzijde van de Regenboog, verraadt een weldoordachte opzet. “Vanaf het begin is het de bedoeling geweest om er een echte kerktuin van te maken”, vertelt Heleen Gombert. “Veel van de namen zijn in de middeleeuwen gegeven door kloosterlingen, die veel verstand hadden van planten en kruiden.”
Het groen wordt onderhouden door een actieve tuingroep, bestaande uit vijf personen. Ze noemen de werkzaamheden met alle respect ‘een heidens karwei’. Vooral het planten van bollen vergt veel werk. Maar alle vijf leggen ze elke veertien dagen op donderdag van 13.30 tot 15.00 uur hun ziel en zaligheid in die klus. Het begint altijd met het zwaarste: het snoeien en opruimen. Kruiwagens vol.
De tuin bestaat sinds 2010 en sindsdien trekt de inrichting veel aandacht van voorbijgangers. Als de tuingroep aan het werk is, blijven er altijd wel mensen staan om de harde werkers een compliment te maken. Het is in de loop der tijd een echte ‘tuin van betekenis’ geworden. Een geheimpje: Er is zelfs een ‘heilig putje’, veilig verborgen onder het groen, waar de meeste kerkgangers geen flauw idee van hebben…
Afwijking
Heleen Gombert praat (en schrijft in Bulletin) net zo smakelijk over hun tuin als een kok over zijn gerechten. Ze weet ongelooflijk veel. In Jeanne Dutmer vindt ze haar gelijke. “O, ja. Het is gewoon een afwijking”, zegt Jeanne. “Een beetje prettig gestoord zeg maar. Ik ben er erfelijk mee belast. Als ik een nieuw plantje in de tuin ontwaar – meestal een ‘ingeburgerde allochtoon’ – dan kick ik daarop. En dan zoek ik net zo lang tot ik weet waar het vandaan komt. Ik ben nu eenmaal een geitenwollensokken mens.” “We hebben allemaal zo’n beetje dezelfde motivatie,” aldus Margriet Kwint. “Je wilt wel enige betrokkenheid bij de kerk, maar dan op een praktische manier en dan voelt het goed als je dat op deze manier kunt vormgeven.” “Het is ook heel praktisch”, vindt Edo Elstak. “We doen ook mee aan de open tuinen-dag en we staan vooraan als er door de gemeente in de kinderboerderij gratis compost wordt aangeboden. Daar kunnen we veel van gebruiken. Heel veel. En houtsnippers!”
Heleen Gombert haakt in: “En als we dan nóg tekortkomen, nou dan gaan we gewoon nóg een keer met de kruiwagen langs.” Lachend: “Desnoods in vermomming.”
Praktisch bezig zijn houdt ook in dat er contact wordt gemaakt met de mensen die langskomen. Edo: “Doel was vanaf het begin verbinding te maken tussen de kerk en de wijk. En dat lukt! We vertellen graag aan mensen, die daarvoor interesse hebben, over de verschillende planten en bloemen, dat er soms ook legenden of fabeltjes aan verbonden zijn.” Houdt dat ‘verbinden’ ook in dat voorbijgangers nieuwsgierig worden gemaakt naar de activiteiten in de kerk? “Nou, nee, we staan niet te evangeliseren.”
Liturgische kleuren
In het begin, toen de bestaande woestenij nog van puin ontdaan moest worden, moest ook worden nagedacht over de inrichting. Edo: “Maja Van Spaandonk kwam toen met het idee om de tuin te verdelen in de liturgische kleuren van de kerk. Let maar eens op, als alles weer bloeit. Dan is er een blauwpaars vak, een geelwit vak, en een rozerood vak.” En wie bepaalt waar wat wordt gepoot en wanneer? Willy Menken schiet in de lach bij die vraag. “Nou, ik niet! Ik voer gewoon uit wat anderen bedenken. Mijn project is op dit moment het snoeien en modelleren van de taxus midden in de tuin. Toen we begonnen met snoeien werd het bijna een bonsai. Het is nu een kip. Maar uiteindelijk moet het een haan worden – meer volgens de verhalen in de bijbel – want een kip vonden we een beetje ‘ordinair.’ Jeanne: “Het is gewoon een kwestie van vuile handen maken. Het is van niemand het beroep. We doen het omdat het leuk is om te doen.” Willy: “Ik had me voorgenomen om elke veertien dagen de naam en alle bijzonderheden van een plant te leren. Tot dusver zonder succes.” Lachend: “Maar ik kan inmiddels wel goed snoeien.” En intussen is ze zo enthousiast voor het groen dat ze in de tuin van het Ronald Mc Donaldhuis aan de Boerhaavelaan ook vrijwilliger is geworden. “Je doet wat je kunt.”
Sommige planten doen het toch nog goed in het ‘verdomhoekje’
Intussen wordt er nagedacht over een ingenieus watersysteem waarmee de tuin via een pomp van water kan worden voorzien vanuit de nabijgelegen sloot. Dat gebeurt nu met gieters. De twee grote essen in de tuin, die door de gemeente onaantastbaar zijn verklaard, hebben grote dorst en daardoor veroorzaken ze vaak droogte in de tuin. Maar een watersysteem kost geld. En ook is er soms behoefte aan goede tuinschepjes, schoffels of snoeischaren. “Gelukkig krijgen we regelmatig nieuwe aanvoer van plantjes van mensen uit de buurt”, vertelt Jeanne. “Eigenlijk krijgen we zo’n beetje alles gratis.” Soms zit er iets tussen waar niet veel heil van wordt verwacht. Zo’n zieltogend plantje krijgt dan toch een plaatsje in het zogenoemde ‘verdomhoekje’, achter de aucuba bij de muur. En wonderwel gebeurt vaak dat die hopeloze gevallen letterlijk en figuurlijk opfleuren. Mooie giften zijn er ook in andere vormen, zoals het beeld – genaamd “De omarming” – dat Frances Verhaar schonk uit haar eigen collectie.
Respectvol
En dan laat Edo plotseling de woorden ‘het heilige putje’ vallen. Het blijkt een plekje in de tuin te zijn, dat oorspronkelijk bedoeld is voor het afvoeren van heilig waswater of van de druppels wijn die overblijven na gebruik tijdens de eucharistievieringen in de katholieke traditie. Die wijn is geconsacreerd – heilig geworden – nadat een gewijde priester daarover de zegen heeft uitgesproken. Het is de taak van de priester om ervoor te zorgen dat die heiligverklaarde wijn, het bloed van Christus, niet zomaar door de gootsteen wordt weggespoeld. De priester wordt geacht de overgebleven geconsacreerde wijn te consumeren. Edo legt uit: “Het water waarmee de beker wordt schoongewassen, wordt dan toevertrouwd aan de aarde. Het is een mooie symboliek, die teruggrijpt naar eeuwen geleden toen de katholieke kerken altijd zo’n heilig putje hadden. Het teruggeven aan de aarde is een mooi en respectvol gebaar.” Slechts een enkeling weet waar het heilige putje in de grond zit.. Het is een prachtig overblijfsel van een gerespecteerd gebruik, maar niemand hoeft te weten waar het precies zit. Wat is het geheim van de tuingroep… behalve ongetwijfeld de onderlinge humor? Volgens iedereen is dat het goede contact. “Een fantastische groep”, zeggen ze zelf, “waarin iedereen zijn eigen expertise heeft.”
En als de kerkgangers onvoldoende oog hebben voor al wat groeit en bloeit in de tuin? Nou, dan heeft Willy daar iets op gevonden. Op de zondagmorgen, na de dienst, als iedereen aan de koffie gaat, trekt ze quasi nonchalant – of zo nodig demonstratief – de gordijnen van de ontmoetingsruimte open. Zie daar: achter het glas, aan de parkzijde van onze kerk hebben we een tuin vol symboliek, een tuin van betekenis. Na de somberheid van de winter, als de winterstop voorbij is, wordt het weer een mini Keukenhofje. Dan is een kop koffie op het terras een goed idee.