Lucas vertelt ons twee keer dat Jezus na zijn opstanding uit de dood in de hemel is opgenomen. De eerste keer doet hij dat aan het eind van zijn evangelie. Daar gebruikt hij het verhaal van de Hemelvaart als afsluiting van zijn verhaal over Pasen. Maar in het begin van Handelingen, zijn boek over het begin van de kerk, vertelt hij dat verhaal opnieuw een keer. Daar gebruikt hij het verhaal van de Hemelvaart als opmaat voor zijn verhaal over Pinksteren dat wij over tien dagen horen.
Dankzij deze versie van het verhaal gedenken wij Jezus’ Hemelvaart veertig dagen na Pasen en niet op Pasen zelf. Eigenlijk is dat vreemd, want volgens Matteüs, Johannes en trouwens ook volgens het evangelie van Lucas, is Jezus op Pasen in de hemel opgenomen. Maar waarom vertelt Lucas ons in Handelingen dan opeens dat Jezus pas veertig dagen na Pasen naar de hemel is gegaan? Dat doet hij met het oog op ons. Want hij wil ons nu duidelijk maken dat Jezus zijn apostelen, en in hun voetspoor ook ons, niet onvoorbereid op Pinksteren de wereld instuurt om iedereen over hem te vertellen. Voordat hij naar de hemel vertrok heeft hij zijn leerlingen, en via hen ook ons, alles geleerd wat wij nodig hebben om in de wereld van hem te kunnen getuigen. En in de taal van de Bijbel duurt een gedegen leertijd nu eenmaal altijd veertig dagen en soms zelfs veertig jaar. Denkt u maar aan de beproeving van Jezus in de woestijn en aan het volk Israël in de dagen van Mozes.
Het mooie van dit tweede verhaal van Lucas over Hemelvaart is, dat wij ook te horen krijgen wat Jezus zijn leerlingen in die veertig dagen heeft geleerd. Volgens Lucas zijn dat vier zaken. Allereerst heeft hij hun duidelijk gemaakt dat hij leeft. Dat was vast hard nodig, want wat op Pasen is gebeurd past niet in onze manier van denken. Voor ons heeft de dood altijd het laatste woord, of die nu het gevolg is van ouderdom of van een virus of ziekte, of van geweld en brute moord, zoals in het geval van Jezus. Maar op Pasen heeft God in die zekerheid een grote barst geslagen door Jezus op te wekken uit de dood.
Dat laatste betekent niet dat God Jezus’ lijden en sterven op wonderbaarlijke wijze ongedaan heeft gemaakt. Met zijn dood is inderdaad een eind gekomen aan wat hij op aarde heeft gezegd en heeft gedaan. Maar sinds Pasen leeft hij met ons op een nieuwe en voor ons totaal onvoorstelbare manier die alleen bij God mogelijk is. Dat wordt onderstreept met dat misschien wat bizarre verhaal over zijn opname in de hemel. Hij leeft nu bij God, bekleed met alle hemelse macht en glorie die horen bij een hemels bestaan. Als wij bereid zijn om dat van hem te leren, ontdekken wij dat hij ook voor ons de levende Heer is en dat ook wij, net als de leerlingen van toen, door onze verbondenheid met hem zijn werk kunnen voortzetten hier op aarde.
In de tweede plaats heeft Jezus volgens Lucas in die veertig dagen na Pasen opnieuw uitvoerig met zijn leerlingen gesproken over het Koninkrijk van God, Gods nieuwe wereld die zal aanbreken als iedereen bereid is om te leven naar zijn wil. Dat had hij tijdens zijn leven op aarde natuurlijk ook al gedaan. Maar nu het Pasen is geweest, is dat Koninkrijk toch in een heel nieuw licht komen te staan. Nu Jezus uit de dood is opgewekt en van God alle macht gekregen heeft in de hemel en op aarde, is die nieuwe wereld van God niet langer meer een onhaalbare utopie, zoals wij vaak denken. Want als je van Jezus wilt leren om te vertrouwen op de macht van Gods liefde, zie je vast ook scherper dat de weg naar Gods toekomst een begaanbare weg is, zeker als je die gaat in navolging van Jezus.
Het derde onderwerp van Jezus’ onderwijs aan zijn leerlingen is de komst van heilige Geest. Blijf hier in Jeruzalem wachten, zegt hij tegen hen, tot God je zijn kracht geeft om het verhaal over mij verder te vertellen. Wij zijn daarbij niet alleen op onze eigen krachten aangewezen. Want God zal ons te hulp schieten met de kracht van zijn heilige Geest. Wij horen van Lucas hoe de leerlingen opveren als zij Jezus zo horen spreken van de heilige Geest, de Geest van God die hemzelf bezielde om de weg te gaan van lijden en dood. Betekent dit dat het koninkrijk van God dan binnenkort al werkelijkheid wordt? Helaas. Op dit punt tempert Jezus meteen hun enthousiasme, en misschien ook wel dat van ons. Want de komst van Gods koninkrijk is Gods eigen zaak. Die moeten wij aan hem overlaten. Maar het Koninkrijk nog niet is aangebroken, moeten wij ons bezig houden met de taak die Jezus voor ons in gedachten heeft.
Welke taak dat is zegt hij ons aan het slot van zijn onderricht in de veertig dagen na Pasen. Volgens Lucas zijn dit zelfs de laatste woorden die hij op aarde tegen zijn leerlingen en ons heeft gesproken. Dit zijn dus zijn afscheidswoorden, dat betekent dat wij extra goed moeten luisteren. Want hier vertelt hij ons wat wij moeten gaan doen als wij van God de heilige Geest ontvangen. Als volgelingen van Jezus moeten wij die kracht van boven gebruiken om het verhaal over hem aan iedereen in de wereld door te geven, om te beginnen in Jeruzalem, de stad van God, daarna in Judea en Samaria, heel het heilige land, en uiteindelijk tot aan de verste uithoeken van de aarde. Dat is de opdracht die hij ons heeft toevertrouwd. Met die opdracht zijn wij nu al 2000 jaar met elkaar bezig als zijn kerk op aarde: om met onze woorden en met onze daden aan iedereen duidelijk te maken dat hij onze levende Heer is. Via ons nodigt hij alle mensen uit om in zijn voetspoor op God te vertrouwen, Gods heerschappij te aanvaarden en samen op weg te gaan naar Gods nieuwe wereld die ooit zal komen.
Aan dat alles wil Lucas ons herinneren voordat hij ons voor de tweede keer vertelt hoe Jezus in de hemel is opgenomen. Dat verhaal verschilt niet zoveel van wat hij daarover al in zijn evangelie heeft geschreven. Maar er is één opmerkelijk verschil. Als Jezus door God aan het oog van zijn leerlingen is onttrokken staan er nu opeens weer dezelfde twee engelen die wij in het evangelie van Lucas op Paasmorgen ook al tegenkwamen bij het lege graf. Toen vroegen zij aan de vrouwen die daar waren waarom zij de levende Heer zochten bij de doden. Nu vragen zij aan de leerlingen waarom zij naar de hemel staan te staren, ook al is daar niets meer van Jezus te zien.
Opnieuw zijn dat woorden die ons wakker willen schudden. Wij vinden de levende Heer niet als wij hem blijven zoeken in het graf. En wij vinden hem ook niet als wij alleen maar naar de hemel turen in plaats van te gaan doen wat hij van ons heeft gevraagd. Onze taak ligt hier beneden, in de wereld waarin wij leven, in die wereld waarin vaak maar bitter weinig te merken is van het heil van God waarvoor Jezus ons de ogen heeft geopend, waar ziekte en geweld ons leven bedreigen en waar nare virussen van de ene dag op de andere ons hele bestaan kunnen ontwrichten. Dat is de plek waarop wij samen kerk moeten zijn.
Ik denk dat het voor ons dit jaar belangrijker is dan ooit om op Hemelvaartsdag stil te staan bij de opdracht die Jezus ons heeft toevertrouwd voor hij ons verliet, de opdracht om zijn getuigen te zijn hier op aarde. Wij beleven verwarrende tijden. Heel het leven staat op de kop, buiten en binnen de kerk. Zelfs deze overdenking kan u dit jaar alleen maar per email bereiken. Vanwege de problemen rond het coronavirus verpieteren de vluchtelingen in de vluchtelingkampen, verdwijnen berichten over oorlog en geweld naar de achterpagina’s van de krant, en dreigt het ons te ontgaan dat overal op aarde mensen die niet zoals wij kunnen rekenen op medische zorg en economische hulp als bij hen dit virus toeslaat. Daarom komt het juist nu erop aan dat wij als volgelingen van Jezus van hem blijven getuigen met woorden en met daden.
Want wij zijn op dit moment echt niet de enigen die snakken naar troost en houvast, een teken van hoop dat ons gaande kan houden in deze verwarde tijd. Overal op deze wereld verlangen mensen daarnaar, in allerlei uiteenlopende situaties van hopeloosheid en ellende. Daarom is het van levensbelang dat wij helder voor de ogen hebben waarom wij in de kerk geloven dat Jezus ons de weg heeft gewezen naar de toekomst van Gods koninkrijk, dat het zin heeft om ons heil van God te verwachten en dat het nu op aankomt dat wij elkaar blijven helpen met de liefde die Jezus ons heeft voorgeleefd. Want dat is de basis van de hoop die ons doet leven: dat God ons allemaal met zijn liefde en met zijn zorg omringt en dat hij niet zal rusten voor wij samen kunnen delen in de gerechtigheid en de vreugde van zijn nieuwe wereld die komen zal.
Ds. Chris de Jonge (chr-dejonge@kpnmail.nl)