Al opruimend kwam ik een puzzel tegen die ik in de slotopruiming van V&D heb gekocht en daarna zeer goed opgeborgen zodat het bestaan uit mijn geheugen was verdwenen. Een oude wereldkaart in maar 2000 stukjes. Dus… Die dozen liepen niet weg en zo’n puzzel moet ook eens gelegd worden. Hij kon mooi op de eettafel, veel eters komen er de eerste weken toch nog niet zolang het motto “anderhalve meter afstand” gehandhaafd blijft.
Daar ben je dan ijverig mee bezig met het neerleggen van een oude kaart uit 1599 ooit gemaakt door de Vlaamse astronoom Petrus Plancius en ondertussen dwalen mijn gedachten af naar alle reizen die ik heb gemaakt en naar de plekken en landen die ik weer eens wilde bezoeken in de komende jaren. De afbeelding op de doos is natuurlijk kriebelig klein, namen nagenoeg onleesbaar en de topografische indeling is ook niet zoals wij die nu kennen. Mexico dat bijvoorbeeld bijna heel noord Amerika in beslag neemt, maar andere landen dan weer wel: Sumatra wordt goed weergegeven, maar Java heeft de vorm van een leeggelopen voetballetje. Java daar wilde ik eigenlijk volgend jaar weer eens naar toe. Maar of dat dan kan…? Het is puur nostalgie, ik geef het toe, ben er al vaker geweest. Zo zijn er wel meer plekken die dat bij mij oproepen.
De kaart geeft duidelijk weer hoe de mens uit Europa naar die onbekende verre plekken keek. Ze is namelijk versierd met plaatjes van de wereld als personen, vrouwen. Europa heeft een gouden gewaad aan en zetelt op bergen goud, fruit en ook nog muziekinstrumenten. Een welvarend bestaan, maar in bijvoorbeeld Peru wordt er gezellig gebarbecued met een mensenbeen op het rooster en de Mexicaanse is naakt, zit onder de tatoeages en voert verder niks uit, zit alleen blasé naast een kistje met gouden munten. Zo merk je hoe er naar andere onbekende culturen gekeken werd. En daar word ik niet echt blij van. Maar zal dat nu echt zo heel veel anders geworden zijn? Zien we echt iedereen, elke vreemde als onze gelijke? Dat is in het normale leven soms al moeilijk met mensen die we kennen, of denken te kennen.
Over een paar weken zijn de vijftig dagen na Pasen voorbij, dan vieren we Pinksteren, feest van de Geest Gods. Feest ook van het verbond dat God op de Sinaï sloot en zijn tien Woorden, zijn tien geboden, gaf aan alle mensen, want alle mensen zijn immers zijn kinderen. En wie er ook nu weer “ja” op zegt, verbindt zich opnieuw met Hem. Zo daalt ook zijn Geest weer neer en houdt opnieuw intrek bij ieder die hem binnenlaat. De Geest die eens de duisternis van de oervloed verdreef. De wereld zo leefbaar, bewoonbaar maakte. Dat is wat Pinksteren belangrijk maakt. Deze wereld, deze schepping werkelijk als God schepping zien en behandelen. Een geschenk dat we willen delen met de mensen om ons heen, Zijn kinderen, onze broeders en zusters. Omdat de grenzen op de wereldkaart er immers door mensen opgezet zijn, niet door God, omdat de verdeling in volkeren onze verdeling is, maar niet die van Hem. Het besef, dat we alleen samen met de hulp van Gods Geest het aanschijn van deze aarde kunnen vernieuwen tot een wereld van vrede en gerechtigheid voor ieder mens, werkelijk voor iedereen. Dat is Pinksteren vieren met elkaar als een gemeenschap rondom Hem.
Willy Hoogendoorn