Voordat de kerktuin in winterrust gaat, is er veel werk aan de winkel. De bollen moeten de grond in. We hebben er dit jaar weer flink wat gekregen en zijn met het hele tuinteam uren bezig geweest die te planten. Het belooft dus weer een kleurig voorjaar te worden in de tuin!
Al bollen plantend kwam ik het eerste nieuwe groen van de gevlekte Aronskelk (Arum italicum) tegen. Eerst verschijnen de bladeren, donkergroen met zilveren vlekken. In mei ongeveer bloeit de plant: een bleekgroene kelk, waaruit een “staf” steekt. Die verspreidt een voor insecten aangename geur. Als zij de kelk zijn ingevlogen, dan klapt deze dicht. De opgesloten diertjes brengen het stuifmeel over de staf naar het vrouwelijk deel van de bloem. Na 24 uur klapt de kelk overigens weer open! In het najaar trekt de staf de aandacht: deze keer bezet met feloranje, zeer giftige, bessen. Een fleurig accent in de verder herfstige kerktuin. 
Natuurlijk is er een legende verbonden aan deze bloem. Op de plek waar hogepriester Aäron, de broer van Mozes zijn staf in de grond stak, begon de aronskelk te groeien. Het tuinseizoen wordt afgesloten met het winterklaar maken van de tuin: hier en daar knippen we wat uitgebloeide planten af en harken we selectief het blad van onze essen weg. Onder het genot van een kop thee met wat lekkers, kijken we vanuit de ontmoetingsruimte tevreden terug op een mooi kerktuinseizoen.
Tot volgend voorjaar!
Heleen Gombert