Op het moment van schrijven (maart) heb ik net de zondagse viering achter de rug. Tijdens het inspelen maakte ik kennis met een nieuw fenomeen: een knipperlicht. Ik had hier eerst ‘flikkerlicht’ staan, maar alhoewel dat vakjargon is in de binnenvaart (controleert u dat maar even via Google), het woord blijkt niet in de Dikke Van Dale te staan én tegenwoordig zouden één of meerdere personen zich onheus bejegend kunnen voelen. Ik zou dus ‘Dikke’ Van Dale ook niet moeten noemen, want dan heb je hetzelfde potentiële probleem. Nu maar hopen dat ik niet door de redactie wordt geblokkeerd.

Maar goed, het ehh ‘geknipper’ kwam onder de klavieren vandaan en daardoor werd het spelen met de voeten een uitdaging. Het ging namelijk om het TL-balkje welke bestemd is om mijn voeten te laten baden in het licht. ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ kreeg daarmee een andere betekenis. Uiteraard probeer je eerst een en ander op te lossen
door het lampje goed in de fittingen te duwen. Maar zoals u sinds de vorige column weet, is deze hobbymatig organist technisch een prutser, dus dat hielp inderdaad niet.

Dan kan je het lampje er maar beter uithalen. Zonder licht spelen gaat beter dan met zo’n knipperlicht. U zult er geen last van hebben, de voorgang(st)er mogelijk wel. Je kijkt immers de kerkzaal in en dan zou dat lampje nogal afleidend kunnen zijn.

Maar op zichzelf is het een luxeprobleem, wij beschikken immers over elektra en kunnen daarmee lucht via de windmotor het orgel inblazen, alsmede de speeltafel verlichten. In 1875, toen ons orgel werd gebouwd was dat er nog niet, althans niet in de kerk waarvoor ons orgel werd gebouwd. Het bewijs daarvan is nog zichtbaar. Links en rechts van de organist kunt u twee halve scharnieren aan de orgelkas zien zitten. Daaraan waren twee ijzeren houders bevestigd, geschikt voor kaarsen. Geen lamp, maar kaarsen dus. Helaas zijn deze kaarsenhouders verdwenen toen ons orgel destijds in de Muzenhof te Leiderdorp werd opgebouwd.

Aan de andere kant, kaarsen en orgels zijn geen gelukkige combinatie. Kaarsen geven namelijk warmte af en dat kan al snel gevolgen hebben voor het orgel zelf. Orgelpijpen kunnen snel reageren op temperatuurwisselingen en raken daardoor ontstemd. Zo maakte mijn vader ooit mee dat hij met Kerst een kerkzaal betrad en constateerde dat iemand bedacht had om tussen de orgelpijpen van het front (de zichtbare pijpen) 60 brandende waxinelichtjes te plaatsen…nog los van alle brandgevaar overigens, met in het achterhoofd die gruwelijke brand in de Notre Dame (waarbij het grote beroemde orgel gespaard is gebleven…wonderen bestaan dus!).

Voor wat betreft de windvoorziening verwijs ik naar de linkerzijde van ons orgel. Daar heeft vroeger een hefboom gezeten, om zo via mankracht lucht het orgel in te blazen. De hefboom ligt volgens mij nog ergens onder het orgel, en het rechthoekige gat is met een stuk hout dichtgemaakt. Ik weet overigens vrij zeker dat u niet weet wat daar nog meer te zien is. Ik ga daar nog een keer een column aan wijden, maar ik ben nog bezig met onderzoek. Diverse mensen die vroeger het orgel van lucht hebben voorzien, hebben hun naam in de kas gekrast met de jaartallen erbij. Zo draagt ons orgel toch de geschiedenis met zich mee. Ik zal dat zelf ook nog een keer doen denk ik…. Nee hoor, wees gerust Tot slot moet ik nog even iets ophelderen, al schrijvende moest ik denken aan de viering van 11 november 2018 jl. Ik had dienst en het is dan natuurlijk Sint Maarten. Dus ik heb tijdens de collecte geïmproviseerd op een bekend lied. Na afloop waren er twee kerkgangers die vroegen of ik ‘Daar was laatst een meisje loos’ had gespeeld. Klaarblijkelijk heeft dat dezelfde melodie, maar mijn insteek was toch echt ‘Elf november is de dag…dat mijn lichtje branden mag’. Nou, dat is dan bij deze ook weer toege’licht’.

Frank Resseler