Na ‘wonen overal’ uit de vorige bijdrage, is het nu tijd voor straatnamen. U zult zich vast afvragen wat het verband tussen straatnamen en orgels is. Nou, dat leg ik even uit.

Ik verbaasde mij laatst over het vestigingsadres van een cliënt van ons kantoor. De straatnaam was ‘Groene Kikker’. Tijdens de lunch werd daarover nog even verder gefilosofeerd. Groene kikker is net zoiets als ‘grijze muis’. Mij leek ‘paarse krokodil’ ook wel aardig. Een collega van mij bleek vervolgens op de ‘Ballade’ te wonen, in een wijk met namen zoals ‘Opera’, ‘Sonate’ e.d. Kijk, dat spreekt mij meer aan. Waarop wij vervolgens vast een aantal namen hebben bedacht, voor als de wijk ooit zou worden uitgebreid. Persoonlijk vond ik ‘Fluitconcert’ heel aardig, met de ‘Klaagzang’ als goede tweede.

Darius Milhaud

Ikzelf woon in de Coebel, in Leiden Zuid-West. In deze wijk bevindt zich ook een aantal straatnamen, gebaseerd op musici uit de Verenigde Staten: Glenn Miller, Count Basie, Benny Goodman, Louis Armstrong e.d. Maar die hebben geen orgelmuziek geschreven, daarvoor moet ik 200 meter verderop zijn. Daar begint de componistenwijk, die vanuit mijn wijk gezien begint met de Darius Milhaudstraat. Ik ben wel benieuwd welke aldaar woonachtige ‘Leijuhnaar’ dat goed kan uitspreken, maar dat terzijde. Aan die straat ligt een appartementencomplex, de ‘Principael’ genaamd. En ja, dat is een orgelterm. Het is de Oud-Hollandsche spelling van de klankkleur die wij tegenwoordig kennen als ‘Prestant’. Maar Leiden heeft nog een echte ‘Principael’: als u kijkt naar het grote orgel in de Pieterskerk, dan zijn de grote pijpen van de middentoren onderdeel van de Principael 24’. Ofwel, de grootste is 24 voet lang, ruim zeven meter, en produceert een lage bas. Net zoals ‘onze’ Bourdon 16’, het basgeluid van het pedaal, maar dan nog een aantal tonen lager.
Maar we lopen verder, en dan komen we wel in straten die vernoemd zijn naar organisten (ik bedoel eigenlijk dat ze allen voor diverse instrumenten hebben geschreven en mede daardoor heel beroemd zijn geworden en niet allemaal organist zijn..). Zo komen we Sweelinck, Mendelssohn, Bach, Beethoven, Brahms, Franck en Purcell tegen. Een aantal componisten heb ik ook in mijn pakket zitten. Bach en Mendelssohn komen met enige regelmaat voorbij, Franck helaas niet. Het 3e Choral is een fantastisch stuk, dat ook heel fraai klinkt op ons orgel, maar met een lengte van ongeveer dertien minuten is het iets te lang als collectespel. Alhoewel het misschien wel een goed idee is om de collecteopbrengsten te verhogen door de mandjes net zolang rond te laten gaan totdat ik klaar ben. Als meditatief orgelspel na de overweging gaat het ook niet. Waarschijnlijk krijg ik de voorganger nog wel zover de overweging tot één minuut in te korten (ik begin gewoon te spelen…), maar het stuk eindigt nogal fortissimo. Weinig meditatief dus. Voor de dienst gaat ook niet, ik moet dan eerder dan de klok beginnen en door het fortissimo slot kunt u uw gesprekspartner niet meer horen. Na de dienst dan? Dan is de koffie al op tegen de tijd dat ik klaar ben. Maar ik heb nog wel wat kortere werken liggen die ik maar eens ga instuderen, geïnspireerd door de componistenwijk alsmede eerdergenoemde lunch.

En door het bestuderen van alle straten in Zuid-West, ontdek je dat je van bepaalde componisten wel bladmuziek hebt, maar nog nooit ingestudeerd noch in de Regenboog gespeeld. Zo komen we Reger en Sibelius tegen, en daar zit wel muziek in. En Brahms heeft ook orgelmuziek geschreven, die moet ik alleen wel eerst nog even aanschaffen. Zo levert deze column zowaar nieuwe muziek voor de viering op.

Om nog even terug te komen en ehhh te eindigen met het ‘Fluitconcert’, bij elke viering dat ik speel is dat namelijk aan de orde. De registers Stopped Diapason, de Waldflöte en Bourdon behoren immers tot de familie der ‘fluiten’, en worden vaak door mij gebruikt. U kunt dus nooit over mijn orgelspel zeggen dat u ‘er geen fluit aan vindt’. En toen kwam er een olifant met een heel grote fluit en die blies deze bijdrage ook weer uit.

 

Frank Resseler