Ik schrijf dit stukje in de tweede week van mei en u krijgt het pas begin juni onder ogen. Altijd lastig te bedenken wat op dat moment in de tuin bloeit. Daarom wijk ik er nu eens vanaf want… in de kerktuin staat momenteel de Manna es (Fraxinus ornus) schitterend te bloeien met grote witte pluimen, die ook nog eens heerlijk geuren.
In het Latijn betekent Fraxinus “speer gemaakt van essenhout”. Van oudsher, niet alleen in de Romeinse tijd, maar ook bij de Grieken, Vikingen en Germanen en ook nu nog werden en worden stelen van gereedschappen van het oersterke essenhout gemaakt. Op Sicilië worden Manna essen gekweekt voor commerciële doeleinden. Er wordt een zoete stof, manna genaamd, uit de bast gewonnen. Manna in dit geval dus niet uit de hemel, maar stromend vanuit inkepingen in de schors van de boom. De zoete kleverige stof kan worden opgelost in warme melk en zou een geneeskrachtige werking hebben. Een van de eerste manna essen in Leiden was vermoedelijk het exemplaar dat Herman Boerhaave (1668 – 1738) hoogleraar botanie en geneeskunde aan de Leidse universiteit, heeft geënt en in de Leidse Hortus Botanicus geplant.

U kent vast allemaal het verhaal van de doortocht van de Joden door de Sinaï woestijn en de episode van het neerdalende manna (Exodus 16 vers 12-36). In vers 15 is overigens geen sprake van manna maar van “een fijn schilferachtig laagje”. Dat klinkt, vind ik, een stuk minder smakelijk.  Maar gelukkig staat verderop in het hoofdstuk dat het volk Israël het voedsel “manna” noemde en dat het leek op korianderzaad en als honingkoek smaakte. Er zijn bronnen die naar de manna es verwijzen, maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat die de leverancier geweest is, want de boom komt ter plaatse niet of nauwelijks voor. Toch: alleen al om de naam vind ik het een waardige verschijning in een kerktuin!  En wie weet gaan wij als tuinteam eens proberen met een heel klein sneetje in de bast van de boom die zoetstof te oogsten. U hoort nog van ons!
Heleen Gombert