Organisten zijn net mensen en hebben dus ook gevoelens. Dat zou je overigens niet zeggen, organisten zijn nogal eigenwijs en daarmee ongevoelig voor de mening van anderen. Eén specifieke grap illustreert treffend het beeld dat men wereldwijd over organisten heeft: ‘wat is het verschil tussen een terrorist en een organist? Met een terrorist kan je onderhandelen.’ Maar goed, de vorige column was toch een uiting van positieve emotie, ditmaal zijn de negatieve emoties aan de beurt.
Aanleiding was de dienst van 9 december jl. waarin de nieuwe vleugel officieel in gebruik werd genomen. Dat is op zichzelf geen bron van irritatie hoor, ik had als organist wat minder te doen, maar dat is niet erg. Net zoals onlangs met het kerkorkest, als de kwaliteit van de muziek goed is, dan heb ik het echt wel naar mijn zin. Nee, de bron van de irritatie was ikzelf. Tijdens het tweede lied, GvL 619 (‘Hoort hoe God met mensen omgaat’), een heel bekende melodie, merkte ik tijdens het eerste couplet al dat er iets niet klopte. Er werd maar matig meegezongen, en dat ben ik in de Regenboog niet gewend. Na de laatste regel zag ik via de spiegel een blauwe gloed op de muur en had toen door dat de beamer het niet deed. Ondertussen tikte ook een kerkgangster attent op mijn schouder met de mededeling dat de liedbundels moesten worden uitgedeeld. Dat betekent op dat moment dat ik die tijd muzikaal verantwoord moest invullen. En ik vond dat dat niet zo goed ging. Ik liet tijdelijk een bepaalde koppel ingeschakeld staan, waardoor het pedaal veel te hard klonk en de klanken die ik voortbracht was gewoon geknoei. Dat trok wel iets bij (de meesten hebben het waarschijnlijk niet gehoord c.q. gemerkt), maar het leed is dan al geschied: irritatie alom. Ik leg de lat namelijk vrij hoog. Een foute noot af en toe gebeurt nu eenmaal, maar als het verder wel muzikaal is, is dat niet zo’n probleem. Als het niet muzikaal is, dan ben ik even niet blij. Het is dan zaak om je daar overheen te zetten en de rest van de dienst gewoon goed te doen. Maar dat is mijn verbeterpunt, die irritatie blijft toch onderhuids aanwezig. En vanaf dat moment speel je niet lekker meer en dan heb ik het echt niet naar mijn zin.

Vervolgens zijn we aangekomen bij het slotlied in de toonsoort G mineur, en bedacht ik na de laatste regel nog even een korte afsluiting er achteraan te spelen. Vervolgens kom ik vrijwel direct in de toonsoort B majeur terecht en vraag ik mij geïrriteerd af wat ik in die toonsoort doe. Ik heb hem snel weer afgesloten in de toonsoort G, via de ter plekke ontstane nieuwe toonsoorten Q mineur en X majeur….. Kortom, gepruts. Na het amen zet ik het slotspel in en dat was een stuk met wat lastige passages. Voor de viering liepen die passages prima, maar op het enige moment dat het ertoe doet gaat het door die irritatie mis. Nog meer geïrriteerd dus.

En dat is ook te zien. Tenminste, als je naast het orgel staat en mijn gezicht kan zien. Ik zit natuurlijk met de rug naar de kerkgangers toe en op dat moment is dat maar goed ook. Ik zie er dan niet als een aanspreekbaar iemand uit. Na het slotakkoord volgt dan nog een diepe zucht en is het tijd voor de koffie. Die koffie is vervolgens zo sl…. dat ik nog verder… nee hoor, grapje! Net zoals dat van de fietsbel van de vorige column. Ik werd daar na dezelfde viering even op aangesproken. Ik wist al wel dat die zin tot enige commotie of zelfs irritatie zou kunnen leiden, maar als columnist mag je bepaalde stellingen natuurlijk wat scherper neerzetten dan dat ik het echt meen. Het was dan ook niet nodig om de column meteen in het Leids Kerkblad te plaatsen, zodat heel Leiden nu van onze Big Ben weet…
Gelukkig is de irritatie tijdens de viering vrij zeldzaam hoor, maar je ziet dus wel dat het effect heeft. Het leidt verder ook niet tot interne krachttermen, we zijn immers in het huis van de Heer en we houden het netjes. Jammer dat de heren Forster en Andrews in 1875 de zwelkast zó laag hebben gebouwd en dat deze aan de achterkant op ooghoogte uitsteekt. Ik heb mijn hoofd al meermaals daaraan gestoten (de term ‘zwel’ slaat dan op de bult die ontstaat), ondanks het spreekwoord van die ezel. Op dat moment is de kans dat onze Heer ehhh wat onheus bejegend zou kunnen worden iets groter. Maar ja, zoals ik deze column begon, organisten zijn net mensen…
Frank Resseler