Aswoensdag is de eerste dag van de veertigdagentijd. Nadat de vroege Christenen enkele dagen voor Pasen vasten, werd dit in de 3e eeuw uitgebreid naar veertig dagen in navolging van Jezus die veertig dagen in de woestijn vastte.
Op Aswoensdag is er een bijzondere liturgie waarin de gelovigen een askruisje ontvangen. Bij het toedienen van het askruisje zegt de voorganger: ‘Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren’. Deze tekst is gebaseerd op het boek Genesis (3,19) Dat op Aswoensdag een kruisje met as opgelegd wordt, is goed te verklaren. As herinnert namelijk aan de vergankelijkheid van ons leven. Daarnaast is as ook door het vuur gezuiverd: een beeld voor de zuivering van ons leven die Jezus door zijn dood heeft bewerkstelligd.
Sinds de 10e eeuw wordt de op Aswoensdag gebruikte as voorafgaand aan de uitreiking gewijd. Sinds de 14e eeuw wordt de gebruikte as bovendien gewonnen door de palmtakken van de Palmzondag van het voorgaande jaar te verbranden. Die takken waren het teken van overwinning en zegepraal; hun as verbeeldt juist nederigheid en rouw. Als teken van berouw en vasten is het gebruik van as in de Bijbel algemeen bekend. De boeteling strooide zich as over het hoofd. Vaak ging hij daarbij gehuld in een zak, die als boetekleed werd gedragen. Vandaar de uitdrukking ‘in zak en as zitten’. Vanaf nu (eind januari dus) is er ook weer gelegenheid om de palmtakjes die thuis bewaard zijn, in de kerk in te leveren.