Begin januari liep ik even door de kerktuin om inspiratie op te doen voor dit stukje. Meestal vertel ik u iets over wat er groeit en bloeit in de tuin, maar dit keer kwam ik ernstig in de verleiding om een somber verhaal te schrijven over de vele soorten afval die ik tegenkwam. Maar gelukkig zag ik ook dat veel van de bollen, die we begin november met het tuinteam hebben geplant, al wat boven de grond kwamen. Ook bloeiden de viooltjes, die in december het loodje leken te hebben gelegd weer opgewekt en de late kerstroos stond te stralen.
In november had ik in de Leidse Hortus Botanicus een paar knolletjes gekocht van de Cyclamen coum, een kleine roze bloeiende tuincyclaam. Die heb ik, eigenlijk te laat, nog snel in de kerktuin geplant. En zie daar: de fraai grijs/donkergroen getekende bladeren vormden op die plek al een mooie cirkel (kuklos, het Griekse woord waarvan de naam van de plant is afgeleid). De kleine cyclaam is inheems in Oost-Europa en Azië en groeit ook in Noord-Israël. Zelf heb ik eens een heel veld vol aangetroffen in Zuid-Italië.
U kent misschien wel de grote cyclaam als kamerplant, die al dan niet zieltogend, bij uw ouders of grootouders in de vensterbank stond. De tuincyclaam is een kleine sierlijke uitvoering.
Natuurlijk vond ik ook een Christelijke relatie: het roze/rode bloemhart zou het symbool zijn van het bloedend hart van Maria.
Of de kleine cyclaampjes in de kerktuin dit jaar al zullen bloeien – dat zou eind februari, begin maart kunnen zijn – moeten we afwachten. Ik hou u op de hoogte!
Heleen Gombert