Op een koude natte februaridag werd ik gebeld door een trouwe Bulletin lezer: ze las met plezier de stukjes over de kerktuin – dan ben ik natuurlijk al helemaal blij – en had een grote pol winterakonietjes in de tuin, waarvan ze best een stukje wilde afstaan voor de kerktuin. U begrijpt, ik sprong direct op de fiets, want winterakonieten (Eranthis hyemalis) die staan nog niet in onze tuin. Het zijn, samen met de sneeuwklokjes, de vroegste voorjaarsbloeiers. Ze lijken een beetje op de boterbloem en zijn daar ook familie van. Het zijn stinsenplanten: oorspronkelijk ingevoerde sierplanten, die voorkwamen op landgoederen, boerenhoven en pastorietuinen. Stins is het Friese woord voor “stenen huis”. Sommige soorten worden al vanaf de late middeleeuwen in ons land gekweekt. Ik heb de akonieten een goed plekje gegeven en hoop dat ze zich bij ons thuis zullen voelen.
Toen ik zo bezig was in de tuin, zag ik een ander geel voorjaarsbloeiertje: het speenkruid (Ficaria verna verna). Ook al uit de boterbloemfamilie. Dat plantje heeft speenvormige en ontleent daar vermoedelijk zijn naam aan. Hij breidt zich nogal enthousiast uit, dus we willen er niet zoveel van in de tuin, maar een enkel plantje mag van mij wel blijven staan!
Wat ook zo vroeg al bloeide was het alom bekende madeliefje (Bellis perennis) ook wel Mariabloempje genoemd. Volgens sommige etymologen zou de naam een verbastering zijn van “maagdelieve”. Het is een van de vele symbolen van de maagdelijkheid en zuiverheid van Maria. Zo klein als de bloemetjes zijn: ze draaien net als de zonnebloem mee met de zon!
Eind maart gaat het tuinteam weer aan de slag, want met Pasen, half april, moet de kerktuin natuurlijk op z’n Paasbest zijn!
Heleen Gombert