Dit is denk ik de meest gewaagde titel van een column tot nu toe, maar hij blijkt wel terecht. Eind oktober hadden we een genoeglijk muzikaal samenzijn, nog eenmaal in de ‘oude samenstelling’ met Irene, Michiel en Wilfred. We hebben stukken gespeeld op piano (ik niet hè, dat weet u) en orgel, naar elkaar geluisterd, nieuwe muziek leren kennen…kortom, heel geslaagd. Ook omdat bleek dat Irene nog steeds heel mooi piano speelt! En, dat moet ik toch even kwijt, wij mogen in de Regenboog best trots zijn op ons oude én nieuwe organistengilde (met Rieuwerd erbij) met zoveel muzikaliteit en kwaliteit.

Na afloop constateerde Michiel dat bij het gebruik van de lage D van het onderste klavier ergens in het orgel een duidelijk waarneembare rammel was te horen. Daarop ben ik het orgel ingeklommen op zoek naar de oorzaak. Dat is trouwens tegenwoordig een hele toer. Ik kom er steeds moeilijker in, ongetwijfeld veroorzaakt doordat het orgel krimpt… affin, ik stond sinds lange tijd weer eens in het stofnest, pardon historische binnenwerk en had de oorzaak al snel gevonden. Een aantal naast elkaar staande pijpen begint steeds schuiner te staan, de plank met gaten waar ze in staan wordt na 146 jaar (!) wat krakkemikkiger. Een uitroep zoals de titel zou op zijn plaats zijn, maar zover was het nog niet. De pijpen (voor de liefhebber: van de Principal 4’) staan nu weer tijdelijk recht. Michiel heeft ergens in de Regenboog wat touw gevonden en ik heb een tijdelijke oplossing geconstrueerd.
Dit gebeuren baart wel enige zorg, want dit geeft aan dat onderhoud nu echt noodzakelijk begint te worden. Zo constateerden wij ook dat het gerammel van de toetsen toch ook in de kerkzaal zelf goed waarneembaar is. Dat het gerammel bij de speeltafel goed te horen is was ons al bekend, maar dat het ook in de kerkzaal goed te horen is, is een verontrustende waarneming. Op zichzelf heeft het geen effect op de klank van het orgel, maar het geeft wel aan dat de mechaniek opnieuw moet worden gesteld en eventueel gerepareerd.
Voor ons als organist zijn er wel oplossingen. Je kan overwegen om alleen maar hele lange noten te spelen en dan moeten we dus heel langzaam gaan zingen. Of we spelen alleen de melodie zonder begeleiding. Helemaal niet spelen kan ook en / of we maken alleen nog gebruik van de piano. Dat laatste rechtvaardigt naar mijn bescheiden mening een uitroep zoals hierboven genoemd overigens wel.

Maar goed, tijdens het aanbrengen van het touw viel mijn oog op iets anders. Op twee metalen en één houten pijp (die alle drie dicht bij elkaar staan) trof ik witte vlekken aan.  Ik ben geen forensisch expert, maar ik leid eruit af dat een bepaalde substantie een op een bepaalde hoogte vliegend gevederd object onder druk heeft verlaten en dankzij de zwaartekracht in ons orgel is beland. In combinatie met het feit dat dit in een kerkgebouw heeft plaatsgevonden én wij een Engels orgel hebben, kan niet anders worden geconcludeerd dat sprake is van ‘Holy sh*t’. En dat is het zeker! Want, uitgaande van een juiste veronderstelling, dergelijk spul vreet zich in metaal. Kortom, niet goed. Alhoewel we dan wel weer blij mogen zijn dat we geen last hadden van Dombo (vliegende olifant, red.). Wellicht een verdwaalde Leidse duif (te herkennen aan RRRoekoe)…
Het roept wel de vraag op hoe het deurbeleid in de Regenboog is. Hoe komt zo’n ongeleid projectiel in onze kerkzaal terecht, al dan niet aangetrokken door de mooie klank van de Waldflöte 4’ (‘woudfluit’)? En hoe krijg je hem eruit? Als je goed mikt is het probleem wel op te lossen, tenzij het beest als vergelding kiest voor een verticale landing in het orgel. Dan hebben we nog meer sh…pardon ellende.
Vogels in liedteksten is prima, die kunnen wij muzikaal prima uitbeelden (zie de vorige column). Maar voor het overige ben ik van mening dat conform Psalm 134 vers 3 alleen ’s Heeren zegen in een kerkgebouw zou mogen neerdalen.
Frank Resseler