Vrijdagavond 30 maart was de kerkzaal in de Regenboog ingericht als rechtzaal. Terecht stond de tuinman van Jozef van Arimathea, Eli die ervan werd verdacht het lichaam van Jezus van Nazareth te hebben ontvreemd. De jury werd gevormd door de toegestroomde belangstellenden in dit proces. Zij werden rechtstreeks aangesproken door de officier van justitie die nogal eens werd geïnterrumpeerd door de verdediger en vice versa. De President van de rechtbank moest regelmatig ingrijpen omdat beide partijen hun bevoegdheden overschreden. Getuigen vóór en tegen de van lijkenroof verdachte tuinman kwamen aan het woord. Het was aan de jury deze getuigenverklaringen op waarheid te toetsen.
Belangrijke getuige was Jozef van Arimathea de grondeigenaar en wetsgeleerde die het graf ter beschikking stelde. De officier van justitie voelde hem hierover aan de tand. Het bleek dat deze wetsgeleerde duidelijke sympathie voor Jezus van Nazareth koesterde en daarom Pilatus had verzocht het lichaam van Jezus aan hem ter beschikking te stellen. Pontius Pilatus en zijn vrouw Claudia Procula werden als getuigen opgeroepen. Pilatus verklaarde dat de executie een politieke daad was geweest en niet berustte op enige schuld van Jezus. Orde en rust in dit deel van het Romeinse Rijk ging Pontius boven alles. Claudia Procula had sympathie voor Jezus gehad, maar ze had hem niet kunnen redden. Eli Jacobson moest verklaren waarom hij als Romeins soldaat op wacht naast het graf in slaap was gevallen en hoe hij daarvoor zijn straf had kunnen ontlopen. De tuinman bleek hem een beker wijn te hebben gegeven en Eli had zich verantwoord voor de Hoge Raad en niet voor zijn Romeinse Legeroverste. Jesse Sadoc een detective verklaarde dat hij onderzoek had gedaan naar de vrouwen die bij het graf waren: Suzanna van Cana en Maria Magdalena. Hij verklaarde dat in de tuin bij het graf een nieuw graf gedolven was, dat later onder water was gezet. Hij verklaarde daar het lijk te hebben gevonden. Hij had dat nauwkeurig onderzocht en had vier wonden op het lichaam ontdekt. Met deze verklaring werd hij ontmaskerd, want het lichaam van Jezus droeg vijf wonden. De belangrijkste getuigen voor de tuinman waren de visser Petrus en Maria Magdalena. Zij getuigden beiden in gloedvolle en warme woorden over de verrijzenis van Jezus Christus. De tuinman mocht zich natuurlijk verdedigen. Hij deed dat met alle nederigheid en devotie. Joseph van Arimathea had hem opgedragen een nieuw graf te delven, maar toen hij zag dat het lichaam van Jezus verdwenen was, had hij het nieuwe graf weer onder water laten lopen. Een vreemde plaats voor een nieuw graf merkte de officier van Justitie op. De tuinman verklaarde dat hij grote zorg had voor het gras dat maar moeizaam groeide in een tuin met zo’n arme bodem. Hij wilde niet dat toeschouwers het zouden vertrappen. De soldaat op wacht had hij wijn gegeven omdat hij merkte hoe koud deze het had. Hij verklaarde dat in de Joodse wet stond dat men de vreemdeling moest liefhebben.
Een zeer merkwaardige getuige was Saulus van Tarsus die ten stelligste beweerde dat het verdwijnen van het lichaam van Jezus een misdaad was. Later in het proces kwam hij aan het woord als Paulus van Tarsus en stelde in een even heftig pleidooi dat de verrijzenis van Jezus op waarheid berustte en een feit was. De officier van justitie verklaarde in zijn requisitoir dat de verhalen over de verrijzenis naar het land der fabelen moesten worden verwezen. Voor hem stond vast dat de tuinman het lichaam had ontvreemd en dat de vrouwen hadden meegewerkt om deze fabel in de wereld te brengen en te houden. Hij vroeg de jury om de tuinman schuldig te verklaren. De verdediger die heel duidelijk liet blijken in de verrijzenis van Jezus te geloven, achtte de tuinman onschuldig en vroeg om vrijspraak.
De Jury die bij binnenkomst van het Hof als een man was opgestaan en daarna weer was gaan zitten, kreeg de taak over de waarheid na te denken, waarna de president van de rechtbank de zaak sloot. Daarmee is deze zaak niet geheel afgelopen de draad wordt aanstaande zondag 1 april in de viering weer opgepakt door de voorganger John Boon.