In mijn vorige bijdrage heb ik iets verteld over waarom het orgel mij zo bijzonder fascineert. Ik eindigde daarbij met de vraag die nog beantwoord moest worden: “Wat is nu echt het aller-, allerleukste…..?”. Ik gaf al als hint dat de titel waarschijnlijk ‘luid, luider, luidst….’ zou luiden, waarvan akte.

Vele organisten lijken te denken dat ‘luid’ per definitie mooi is. Die mening deel ik niet. Het volume is één aspect, maar daarnaast moet het orgel wel een bepaalde klankschoonheid in zich hebben én in een geschikte ruimte staan.

Orgels kunnen een behoorlijk volume ontwikkelen, dat ondervindt u zelf ook tijdens de viering (in elk geval als ehh ik speel…). Bij kleine kerken is dat niet moeilijk, doch hoe groter de kerk, des te meer moeite kost het om die ruimte te vullen. Vandaar dat in de grote kathedralen ook grotere orgels, met vele klankkleuren staan. Niet alleen het aantal klankkleuren bepaalt het volume, ook de afmetingen van de pijpen. Door pijpen een grotere doorsnede te geven blijft de klankkleur hetzelfde, doch wordt het volume groter. Neem nu de goudgekleurde pijpen van ons orgel, de grootste in het midden heeft een doorsnede die groter is dan het gemiddelde Nederlandse orgel. Daardoor neemt het volume en draagkracht toe. Ook de houten pijpen aan de zijkant (van de Bourdon 16’) moet u maar eens bekijken, die zijn breder en (daardoor) groter dan zijn Nederlandse ‘collega’. Er komt een basgeluid uit dat men niet alleen hoort doch zelfs voelt. Dat komt omdat de lucht die in een pijp wordt geblazen de lucht erin laat trillen. Hoe meer lucht er in trilling wordt gebracht, des te meer ervaart men dat letterlijk.

Degenen die het vorig jaar geplaatste Willis-orgel in de Hooglandse Kerk hebben gehoord kunnen dat bevestigen. De baspijpen zijn zo groot dat ze niet alleen hoorbaar doch ook voelbaar zijn. Op het moment van schrijven moeten de tot tien meter lange pijpen van het register Double Open Wood 32’ nog geplaatst worden, doch die zullen dat effect nóg meer hebben.

Kortom, de ‘voelbaarheid’ draagt bij aan luister- en speelervaring. Dan de klankschoonheid. Iedereen heeft zijn eigen voorkeur. De zachtstrijkende klanken ben ik erg fan van (ja, ook die hoort u tijdens de vieringen) maar de Engelsen zijn erg goed met hun ‘tongwerken’ (de familie van pijpen waarbij de klank niet door een labium wordt gecreëerd doch door het trillen van een messing plaatje). De klankkleur zelf van de Engelse Trumpet, Cornopean, Oboe (die laatste hebben wij ook in de Regenboog), Clarinet en Corno di Bassetto is al wonderschoon, doch een aantal ervan staan op een verhoogde winddruk. Dat produceert een behoorlijk luide toon, die echter wel zijn klankschoonheid behoudt. Ik heb de nodige orgels in de Engelse kathedralen gehoord, maar die hogedruk tongwerken zijn echt fantastisch.

Die combinatie van die mooie tongwerken en eerdergenoemde bassen, dat is wel de basis van een luid orgel dat fantastisch klinkt. Om eerdergenoemd Willis-orgel nog maar even te noemen: dat is er zo één. En aangezien dat orgel in de Hooglandse Kerk staat…dan kom je tot de kern wat het allerleukste is: spelen op een fantastisch klinkend instrument in een kathedrale ruimte… en ja, het aller-allerleukste is dan inderdaad ‘full organ’, ofwel: alle registers open, inclusief de vijf (!) hogedruk trompetten (in 16’, 8’en 4’-voetsligging). Een muur van geluid dat door die ruimte galmt…een geweldige ervaring.

Ik zat er laatst even te spelen, zacht meditatief (nogmaals, dat kan ik ook), staat er ineens een man naast me die vroeg of het orgel ook hard kon… u zult begrijpen dat ik die vraag graag positief wilde beantwoorden en aldus geschiedde. De beste man schrok zodanig van het eerste akkoord dat hij bijna achterover tuimelde. Niet geheel onlogisch, inmiddels heb ik ook al mogen ervaren dat het orgel aan het eind van de Hooglandse Kerkgracht nog te horen is…. Hetgeen ik toch met een glimlach opschrijf. Want dat is nu zo gaaf aan een Engels orgel, het kan fluisteren en bulderen!

Frank Resseler