In een vorig nummer van het Bulletin stelde de redactie de bovenstaande vraag aan de lezers van dit blad. In het laatste Bulletin reageerde Ingrid Weitenberg. Dit keer is het Arie Korteweg die de pen van Ingrid overneemt. De redactie hoopt meer reacties te ontvangen voor publicatie in de volgende nummers van het Bulletin. Uw/jouw bijdrage is erg welkom: redactie.deregenboog2.0@gmail.com.

Arie schrijft: “Ik heb een vriend die al zijn hele leven ver heeft gestaan van geloof en kerk. Toen ik hem een keer vroeg: wat denk je dat christelijk geloof inhoudt, antwoordde hij: denken dat er een hiernamaals bestaat. Ik stond perplex. Hoeveel buitenkerkelijken menen wellicht hetzelfde, dat het hiernamaals het voornaamste van onze geloofsbelijdenis is? Ik reageerde naar hem toe met de bewering dat er in onze kerk zelden of nooit over het hiernamaals wordt gesproken. Ja, misschien in uitvaartdiensten wordt wel nagedacht over de vraag, wat er na zijn of haar dood met de overledene gebeurt. Maar dan alleen in die zin dat we de overledene toevertrouwen aan de liefde van God.

Hij vroeg: wat geloven de mensen in de kerk dan wel? Ik zei: voor mij is dat de verkeerde vraag. Je zou beter kunnen vragen: wat beleven jullie in de kerk?

Ik denk dat velen zoals ik de volgende ontwikkeling in onze geloofsbelevenis hebben doorgemaakt. In de lagere schooljaren was alles vanzelfsprekend. De hervormde school in Bennekom was een beschermende omgeving. Op de openbare HBS, het Wagenings Lyceum, werd duidelijk dat velen anders dachten over godsdienst. In mijn studententijd in Delft werden me de moderne interpretaties van de bijbel bijgebracht. Ik heb er belijdenis gedaan en sindsdien is twijfel altijd wel aanwezig geweest, maar ik bleef me hechten aan de boodschap die me inspiratie bood.

Vaak wordt het geloof gezien als een houvast, maar voor mij is het meer een bron van inspiratie. 

Na mijn afstuderen was ik zeer gegrepen door het belang van solidariteit en ontwikkelingssamenwerking. In verband daarmee verzette ik me tegen de status quo en tegen beuzelarijen, kleinburgerlijkheid, gebondenheid aan een bepaalde woonplaats of een kleine kring gelijkgezinden. We trokken daarom langs veel woonplaatsen in binnen- en buitenland en veel banen waarvan ik vond dat ze maatschappelijk relevant waren.
In de Regenboog voel ik mij echter geheel thuis. Op de vraag: wat betekent geloof dan nu voor jou, kan ik het volgende zeggen.
Jezus wordt genoemd: priester, koning en profeet. In mijn geloofsbeleving was Hij eerst de priester. Hij vergaf mijn zonden en verzoende mij met God. Dat was altijd de inhoud van preken in Bennekom. Die verzoeningsleer ligt duidelijk achter mij. Daarna werd Jezus mijn koning, die voor mij zorgde en beschermde. Geloven betekende dus: vertrouwen. Dat kan ook vrijheid en enige mate van zorgeloosheid met zich meebrengen. Omdat het toch wel moeilijk is te geloven in Gods handelen, ingrijpen, gaat me het vertrouwen op de zorg van God voor mij met moeite af, maar loslaten kan ik het niet. Zeker niet als mijn overlijden nadert. De laatste jaren is Jezus meer de profeet voor mij; hij die aangeeft hoe te leven.  Dan wordt geloven misschien minder vertrouwen, maar meer: verlangen.”
Arie Korteweg