Eind augustus schrijf ik dit stukje over het wel en wee in de kerktuin en u leest het medio september. Soms best lastig, maar deze keer staat er een eyecatcher aan het paadje vanuit de Regenboog naar het fietspad. Aan het eind ziet u aan de rechterkant een vrij hoge plant staan: de Grote Kaardebol (Dipsacus fullonum). Vroeger dacht men ten onrechte dat het een distel (in het Latijn Carduus) was. Vandaar de naam kaardebol. De plant heeft in augustus mooi gebloeid met lichtpaarse bloemetjes. Bijen zijn er dol op. Gelukkig blijven de uitgebloeide bloemen nog heel lang stevig. In de Elzas wordt de plant wel “wijwaterkwast” genoemd naar de vorm van de bloem en ik me dat wel voorstellen!
Vroeger werden de stekelige bloemhoofden gebruikt bij het ruwen van lakense stof. Ze werden in een kruisvormige houder bevestigd, die over de stof werd gehaald waardoor die pluizig werd. Dat procedé was dit jaar te zien tijdens het Leidse kunstproject “Van kade tot zelfkant” waarbij op de traditionele manier een lap Leidse saai werd gemaakt. Die lap is nu te zien in museum de Lakenhal!
Ik hoop dat aan de voet van de kaardebol nog steeds de feloranje Oostindische Kers (Tropeolanum majus) bloeit. De zaden van deze plant werden in de 15e eeuw door de Spanjaarden meegenomen naar Europa vanuit Peru. De plant is vrijwel helemaal eetbaar: de bladeren en de bloemen hebben een wat peperige smaak. De zaden kunnen als kappertjes worden ingemaakt met azijn.
Toch wil ik u vragen om ze dit jaar te laten zitten zodat de plant zich kan uitzaaien. Volgend jaar kunnen we er dan misschien wel van uitdelen!
Heleen Gombert