En dat was een mooi compliment voor ondergetekende. Eerder dit jaar hoorde ik dit na afloop van de viering door de predikante van dienst en het geeft eigenlijk aan wat wij als organisten proberen te doen, namelijk de tekst vertalen naar een passende muzikale begeleiding.

Mitterreither-orgel

De locatie was de Remonstrantse kerk in Leiden. Nu zijn er in alle voorgaande columns diverse kerken uit de Leidse binnenstad voorbij gekomen, maar ik denk niet dat we deze kerk al hebben behandeld. Ik werd in december 2020 gevraagd om op het laatste moment in te vallen. Nu heb ik jaren geleden op dat orgel gespeeld tijdens een concert waarbij ik een zangeres begeleidde en ik herinnerde mij dat dat een mooi instrument was. Je zit wat krap, maar de speelaard is prettig en de klankkleuren zijn over het algemeen ook heel mooi. Maar het is wel een orgel uit de periode barok / rococo  en het is geen romantisch klinkend instrument zoals ons eigen orgel.
Het heeft ook geen zwelkast, dus je zou zeggen dat het geen orgel voor mij is. Niets is minder waar, het nodigt uit om al mijn oudere muziek (Buxtehude, Bach, oude Italiaanse meesters) er weer eens bij te pakken. En kennelijk was men tevreden over mijn muzikale invulling en zo kwam het dat ik sindsdien vaker wordt gevraagd om op de orgelbank plaats te nemen.

Omdat er niet gezongen kon worden was er orgelspel na elke lezing, geheel vrij in te vullen. Er werd geciteerd uit het lied ‘God heeft het eerste woord’ (NLB 513) en er werd gelezen uit Genesis: God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen’. Daar ontstond bij mij de gedachte om te improviseren op het lied, maar daarbij de zee en de vogels muzikaal uit te beelden. Ik begon met lage liggende tonen en vervolgens met mijn rechterhand op een hoog klinkend register (voor de liefhebber, de Spitsfluit 2) de melodie in snelle nootjes te spelen (en zo het gefluit van de vogels te imiteren). Ik had van tevoren wel gezegd dat ik op dat lied zou improviseren, maar niet hoe ik dat ging doen. Nou, na afloop hoorde ik dus de titel van deze column en dat was precies wat mijn bedoeling was.

Het is dus niet een kwestie van de noten spelen en zorgen dat de mensen kunnen zingen. Je leest altijd met de tekst mee en door middel van registratiewisselingen probeer je uiting te geven aan de inhoud. Vandaar dat ik bij ieder couplet andere klankkleuren gebruik en zelfs binnen het couplet registerwijzigingen toepas.
Ook kan je met de manier waarop je de noten neerzet uiting geven aan de tekst. Als voorbeeld noem ik ‘Jezus die langs het water liep’ (NLB 531). Dat lied staat in de toonsoort ‘d klein’. Het ‘langs het water lopen’ kan je dan uitbeelden door met je voeten steeds de tonen d, c, bes en a te spelen en dat elke (vierkwarts)maat opnieuw.
Ander voorbeeld, in ‘Midden in de winternacht’ komt de frase ‘Laat de bel, laat de trom..’ voor: dan speel ik het stukje tekst van de bel (nee, ik begin niet weer over onze fietsbel..) een octaaf hoger, het stukje tekst van de trom juist een octaaf lager. Zo krijg je een duidelijk contrast. Arthur Wills, van 1958 tot 1990 Director of Music van Ely Cathedral, beeldde ooit een onheilspellende gebeurtenis uit door de onderste vier pedaaltoetsen tegelijk in te drukken met de diepste bassen ingeschakeld, met donderend geraas tot gevolg. Bij de eerstvolgende repetitie van het koor had een koorlid twee ski’s meegenomen, met de opmerking ‘I thought you might need these…’ (‘Ik dacht dat je deze nodig zou kunnen hebben..’).

Het is overigens nu niet de bedoeling dat u uw (on)genoegen over mijn orgelspel denkt te kunnen overbrengen door het meenemen van voorwerpen.  Ik zou het overhandigen van een koptelefoon of oordoppen verkeerd kunnen interpreteren…
Maar zo is elke viering weer een uitdaging, de melodie is één ding, maar de tekst is minstens zo belangrijk. En gelukkig hebben wij ook een orgel waarop je daadwerkelijk de sfeer van een lied tot uiting kan brengen. Alhoewel Psalm 42 nog wel een uitdaging is ‘ ’t hijgend hert der jacht ontkomen’…
Frank Resseler