Het spelen van een viering is niet even een paar liederen begeleiden en een paar leuke stukkies voor, tijdens en na de dienst spelen. Nee, de organist(e) heeft doorlopend te maken met dilemma’s, waarover tijdig een beslissing
moet worden genomen. Hoe eerder de beslissing, des te comfortabeler zit je te musiceren. Een greep uit een aantal recente praktijkvoorbeelden.

Tijdens de voorbereiding is het altijd een uitdaging om passende stukken te kiezen. Het dilemma daarbij is dat ik niet bijhoud welke stukken ik wanneer gespeeld heb…op hoofdlijnen weet ik het wel, maar ik kan niet uitsluiten dat ik sommige stukken vrij kort na elkaar heb gespeeld.

Ik ben op zondag rond 09:00 uur in de kerk om alle geplande stukken even door te spelen en de bijpassende registraties te kiezen. Dat wil zeggen, ik ken het orgel goed, dus die keuzes heb ik van tevoren al in mijn hoofd. Maar ja, als je een stuk voor tijdens de collecte hebt met de Oboe 8’ als uitkomende solostem en die blijkt die ochtend nogal een aantal ontstemde pijpen te hebben, dan is het tweede dilemma van deze column ‘speel ik het stuk wel of niet’. Ik heb hem wel gespeeld en de verborgen boodschap is eigenlijk om zo te laten horen dat ons orgel een onderhoudsbeurt nodig heeft. Daarover gaat u in mijn volgende columns nog wel meer lezen.

Het derde geval betreft de combinatie van musicerende gemeenteleden, de kerkklok en mijn horloge. Deze drie factoren bepalen of het (meestal) zorgvuldig geoefende intredestuk om stipt precies exact prompt en onverwijld om 09:50 uur daadwerkelijk wordt gespeeld. Factor één is zondermeer een meerwaarde voor de viering, maar als het oefenen in de kerkzaal om 09:48 uur begint, voelt ondergetekende het dilemma al ontstaan. Voorts wacht ik meestal totdat de kerkklok (factor twee) heeft geluid, maar als die pas rond 09:50 wordt aangezet, heb je dezelfde uitdaging. En factor drie is mijn horloge (dat wil zeggen een van de tien, ik heb een zwak voor mooie horloges), die qua tijd niet altijd goed staan. Ik check altijd even op mijn telefoon (ja, daar heb je hem toch weer), en als je dan ontdekt dat hij nogal achterloopt….Affin, dan improviseren we maar ter plekke over het openingslied, en het geplande stuk schuift door naar een volgende keer.

Goed, de viering begint en bij één van de liederen had ik voor het laatste couplet iets aardigs in gedachten. Tenminste, dat vind ik dan. Maar al bij het eerste couplet beginnen de in de kerkzaal aanwezige koorleden vierstemmig mee te zingen. Persoonlijk vind ik dat heel leuk en mooi (dus na deze column graag blijven doen!), maar mijn geplande
zetting van het laatste couplet kan ik dan niet meer spelen. Ook ken ik niet de exacte koorpartituur, dus ik moet op dat moment de meest logische akkoorden aanhouden en hopen dat dat overeenkomt met de koorzetting. Zo ben ik in het verleden het ‘Heilig, heilig’ (GvL 294) heel mooi in G majeur geëindigd, hetgeen wat frictie opleverde omdat ik op dat moment ontdekte dat de koorleden een C majeur akkoord zongen. Sindsdien staat er in mijn GvL-bundel een ‘C’ bij de laatste maat genoteerd.

Tijdens de dienst is het ook constant opletten. Ik probeer de tekst te volgen en ook in klank te vertalen. Dat verklaart dat ik tamelijk veel registratiewijzigingen tijdens het spelen doe, ook binnen een couplet zelf. Laatst zongen we Psalm 78 en daarvan ook couplet 8 met als slotregel: ‘Dat hoorde God in grote grimmigheid’. Ik bedacht tijdens het spelen pas hoe ik dat zou oplossen: een octaaf lager spelen en langzaam de klanksterkte verminderen. Het is dus niet even het lied spelen, je bent altijd aan het nadenken en zelfs ‘vooruitlezen’.

En als laatste voorbeeld, het collectespel. Het collectespel is altijd een uitdaging, want de te vullen tijd is tussen twee en vier minuten. Je weet namelijk nooit wanneer de kinderen terugkomen, dus het is een risico om te lange stukken te programmeren. Meestal improviseer ik dan over een bepaald gezongen lied of thema (zoals ‘Zie ginds komt de stoomboot’ en ja, de Sint komt er alweer aan…). Toen tijdens een viering tijdens de overweging werd ingegaan op het verhaal van de vijf broden en twee vissen heb ik op dat moment het bijpassende lied NLB 383 opgezocht en heb dat gebruikt.

En onlangs had ik tijdens de voorbereiding thuis eerst geen inspiratie voor het collectespel. In dat geval wacht ik gewoon tot de zondag zelf en meestal heb ik dan altijd wel een idee. De dienstdoende voorganger was Kees Zwart en ineens was mijn dilemma opgelost: ik ken namelijk een Engelse melodie die je kan spelen op alleen de zwarte toetsen (‘O taste and see’ van R. Vaughan Williams). Ik heb dus zowel voor melodie en begeleiding alleen de zwarte toetsen gebruikt. Dat heeft niemand gehoord en dat is uiteraard de bedoeling. Een muzikaal grapje mag, als het maar wel muzikaal verantwoord is. Begin ik nu toch even te twijfelen over Zie ginds komt de stoomboot….