Na bijna 20 columns in het Bulletin mag ik van uw vaste columnist eindelijk het woord eens voeren. Dat werd tijd zeg, een orgel wordt wereldwijd beschouwd als de Koning(in) der instrumenten, en een beetje belangstelling voor mijn mening zou fijn zijn. Ik verblijf sinds de jaren 80’ in Nederland, dus kan mij inmiddels ook goed in uw taal uitdrukken, “oh yes I can”.
Ik ben in elk geval erg blij met mijn plek in uw Regenboog. In Engeland stond ik achterin tegen een ronde kerkmuur en pal achter de voorganger. Gelukkig praatte de dominee de andere kant uit by the way. Ik ben niet echt van het gesproken woord, ik ben meer van de muziek of course. In de muziekschool in Leiderdorp stond ik ook tegen een muur, en ingeklemd tussen een zijmuur en het podium. Dat was echter niet het ergste. Dat gebouw had een galerij, waardoor je van bovenaf zo naar mijn binnenwerk kon kijken…. Er riep toen ooit eens iemand “daar is geen fluit aan”….how awful, ik heb er nota bene 143 (pijpen van ‘fluitmensuur’ zou uw columnist zeggen)! Maar erger nog, er werden papieren vliegtuigjes gegooid en er is zelfs, echt waar, een bierglas in mij terechtgekomen. Drankorgels heb ik sindsdien helemaal niks mee.
Overigens ben ik niet de enige met ‘vliegtuigervaring’. Ik heb een ver familielid in Leiden, die staat in de Hooglandse Kerk. Die had net zijn nieuwe kas gekregen toen een kind een vliegtuigje lanceerde. Die bleef hangen tussen zijn pedaalpijpen. Hij noemde zich direct Leiden International Airport…ach ja, jeugdige overmoed. Het is nog een jong broekie hoor, hij is uit 1892, ik dateer uit 1875. Ik ben zelfs het oudste Engelse orgel in Leiden, het Hill-orgel in de Pieterskerk is uit 1883. Het is maar dat u het weet.
Maar goed, in de Regenboog heb ik de ruimte. Ik sta niet tegen een muur en kan daardoor vrij ademen. Ok, ok, de voorganger praat nu wel naar mij toe, maar ach, you can’t have it all nietwaar. Ik ben daardoor wel (te) makkelijk toegankelijk, er staat inmiddels aardig wat materiaal achter mij opgeslagen. No problem, maar er slingeren wel wat zaken binnen mijn territorium. Voor degene die zijn hamer al een jaar of wat kwijt is: die ligt op mijn balg. En haal dan ook meteen die concertposter uit 2012 even weg. Mister Simon Johnson heeft mij toen fantastisch bespeeld, maar oh dear oh dear ik ben geen archiefkast.
Ik heb het wel naar mijn zin in de Regenboog, dat wil ik wel even zeggen. Uw organisten behandelen mij met respect en liefde. Er wordt mooie muziek op mij gemaakt, van oude meesters tot de ‘modernen’. En u zingt ook fijn met mij mee, ik geniet daar zelf ook van. Het meest waardeer ik de meditatieve muziek na de overweging. Dan is het stil in de kerkzaal en wordt er altijd goed naar mij geluisterd (dat hebben wij orgels met onze bespelers gemeen……).
Alleen die Resseler vraagt soms wel veel van mij. Met alle registers open moet ik hard blazen. Ik kan bevestigen dat hij het rustiger aan doet, het valt mij op dat met name voor de dienst minder van mijn longen wordt gevraagd. Maar na de dienst blaas ik mijn toontje wel mee hoor. En als het mij niet bevalt ga ik gewoon wat zwevend klinken. Niet vals, maar ook niet helemaal zuiver haha.
En ik kan ook wel eens spontaan een toon laten hangen. Dat levert altijd frustratie op bij de organist(e), die kent zijn plaats dan weer. Organisten lijken wel eens te denken dat de wereld om hen draait, maar dat is niet zo. Wij Koning(in) der instrumenten zijn immers het center of the universe.
Wel word ik een jaartje ouder en dat kan de luisteraar wel merken. Uw columnist zal daar de volgende keer meer over schrijven. Maar ik sluit af in mijn eigen taal: “Merry Christmas and a happy New Year!”

P.S. geen Brexit voor mij, ik blijf graag nog even bij u!
Frank Resseler