In verband met het overlijden van pastor Jan van Well op 14 januari 2012 vindt u hieronder een artikel dat hij in 1991 in het Bulletin publiceerde ter gelegenheid van zijn afscheid als pastor van onze geloofsgemeenschap.

“Oecumene aan de basis… veel mensen zijn er wel aan toe”. Zo luidde de titel van de regionale studiedag die we in 1974 in de Merenwijk hebben gehouden. De titel was veelzeggend. Aan de ene kant verwoordde ze wat er onder veel lidmaten van gemeenten en parochies leefde aan verlangen naar samengaan en eenheid; aan de andere kant klonk erin door dat dit verlangen in kringen van kerkelijke leiding op reserve en verzet stuitte. Men was er daar nog niet aan toe. Een span¬ningsveld dus tussen top en basis, tussen gewone kerkleden en kerkelijke leiding. De geschiedenis van kerkelijk Neder¬land in de voorbije 20 jaar leert ons dat het de mensen aan de basis niet is gelukt om – ondanks alle geloof en inspan¬ning – het verlangen naar eenheid zodanig vorm te geven dat hechte oecumenische gemeenschappen konden ontstaan. De kerkelijke leiding “won” het van de basis.
Intrigerend is dan natuurlijk de vraag waarom In de Merenwijk een oecumenische geloofsgemeenschap wél kon ontstaan en zich zodanig kon ontwikkelen dat de toekomst voor onze geloofsgemeenschap er inmiddels hoopvol en bemoedigend uitziet.

In de komende tijd hoop ik over de ontstaansgeschiedenis van onze gemeenschap te kunnen schrijven en de factoren aan te geven die tot de voor ons zo gelukkige ontwikkeling hebben geleid. In het korte bestek van deze overweging moet ik mij beperken tot één aspect, en dat dan nog kortheidshalve. Maar het is wel een aspect dat mijns inziens het meest wezenlijke is in de hele ontwikkeling van onze geloofsgemeenschap en waarvoor ik dan ook voor de toekomst intense aandacht zou willen vragen.

¬De gezamenlijke viering van de Maaltijd van de Heer – waar¬mee overigens de Verkondiging van het Woord onlosmakelijk is verbonden – is het alles bezielende geheim van de oecumene in de Merenwijk. Tot deze overtuiging ben Ik in de loop der jaren steeds meer gekomen. Jaar na jaar ben ik dieper gaan beleven dat het vieren van Avondmaal/Eucharistie meer is dan het brood en wijn delen met elkaar ter herinnering aan Hem. Ook veel meer is dan een symboliek die ons herinnert aan het laatste Avondmaal. Als rooms katholiek heb ik steeds wel geloofd in het mysterie van de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer, zij het dan geleidelijk aan niet meer op de wijze waarop de eigen Kerk mij voorhield te geloven. Maar wel een aanwezigheid van de Heer die voor mij even werkelijk is als de aanwezigheid van al degenen die aan de Maaltijd deelnemen.

Dat ik de aanwezigheid van de Heer een geheim noem, een mysterie, is, omdat zij zich aan de waarneming onttrekt en zich niet in menselijke bewoordingen laat omschrijven. Ik heb er daarom ook nooit zoveel behoefte aan gehad het myste¬rie van de aanwezigheid van de Heer met woorden uit te diepen. Woorden begrenzen altijd de werkelijkheid die verwoord wordt. Liever beleef ik het mysterie als een werkelijkheid van onpeilbare diepte en onmeetbare hoogte.

Werkelijkheid….. meer dan herinnering, meer dan symboliek. Een werkelijkheid vol uitstraling en vol kracht. Zoals er kracht kan uitgaan van mensen met wie ik in aanraking kom -bemoediging, steun, zorgzaamheid, liefde, genegenheid, trouw…….- zo geloof ik dat er kracht uitgaat van de aanwezigheid van de Heer in de viering van de Maaltijd. Steeds meer heeft het geloof zich verdiept dat het die kracht is die ons eensgezind maakt, verbonden met elkaar in bemoediging, steun, zorgzaamheid, liefde, genegenheid, trouw… En dat het die kracht is die ons machtig maakte om de geloofsgemeenschap te worden die we geworden zijn. Daarom geloof ik ook dat die eenheid en gemeenschap met elkaar niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt – tenzij door onszelf. De wekelijkse viering van de Maaltijd is het hart van onze geloofsgemeenschap.

Jan van Well – oktober 1991